zondag 4 oktober 2015

Op de vlucht ....

Daar zit je dan…… ver weg van huis en weg van je vertrouwde omgeving. Je ouders zijn daar nog, daar in je thuisland. Je broer met zijn  gezin, je ooms, je tantes, hun kinderen, je vrienden en je buren. Alles is daar. De reis die achter je ligt was vol gevaren en onzekerheid. Je wist eigenlijk niet eens echt waar je heen moest alleen maar dat je weg moest uit het gevaar. Je kijkt een om je heen. Je zit in een onbekende sporthal in een onbekende omging. Het stapelbed dat je is toegewezen is zacht en warm maar echt troost gaat er niet van uit. Naast je zit je kind dat zich vastklampt aan je arm. Een gekregen popje in haar handen.  Godzijdank zijn jullie veilig. Naast jullie in de vele, vele andere stapelbedden zitten mannen, vrouwen en kinderen in dezelfde omstandigheden. Het geroezemoes in de enorme holle hal is oorverdovend. Rust wil je eigenlijk. Je hoeft geen luxe, geen eigen badkamer, geen 3 sterren resort of enorm huis. Je wilt rust. En je wilt zekerheid over het lot van de dierbaren die je achterliet. Maar dat zal je waarschijnlijk nooit krijgen. Je kunt niet terug, je kunt alleen maar vooruit. Maar vooruit is het donker. Onzeker en onduidelijk. Eigenlijk wil je ook niet verder reizen. Een klein plekje op de wereld om je kind veilig op te voeden op een plaats waar geen oorlog heerst. Dat is alles wat je wilt. En rust.


Iemand brengt je wat eten en slaat een deken om je heen. Je kijkt op en staart in blauwe, warme ogen. Hij zegt iets dat je niet verstaat maar de toon van zijn stem is zacht en een klein gebaar van zijn hand op de jouwe voel je tot in je ziel. En ineens is het er. Dat sprankje hoop. Misschien ben er je er wel. Je wist niet waar je naar toe moest maar heel misschien is het einde van je reis in zicht. En terwijl je het eten deelt met je kind voel je een begin van warmte in je hart.

Mijn  huis is warm en veilig. Er staat eten in de koelkast en ik kan vandaag, op zondag, op fietsafstand kiezen uit zeker 6 goed gevulde supermarkten om eens te gaan kijken wat ik vanavond nou eens bij mijn kaasfondue ga serveren.  Mijn kind zit beneden op de bank en kijkt tv. Zijn keuzes voor vandaag bestaan uit zijn  Xbox, huiswerk of vrienden waar hij heen kan. En waar ik hem naar toe kan laten gaan op zijn eigen fiets zonder dat ik me druk hoef te maken over berm-bommen of schietpartijen. Ik open facebook en iemand vraagt mij een bericht te “like-en” en te delen als ik ook vind dat Nederland vol zit. Dat ons geld niet naar de vluchtelingen maar naar de zorg moet. Een geblondeerde politicus op tv houdt ons voor dat we gevaar binnen halen en dat we eerst voor ons zelf moeten zorgen. Een oplossing biedt hij niet, alleen de doemscenario’s rollen uit zijn mond en worden met gejuich ontvangen door de gretige omstanders. 

In mijn gewone huis, achter mijn gewone computer maak ik mij zorgen. Ik hoop met heel mijn hart dat het geschreeuw van die geblondeerde man de sporthal niet bereikt. Dat mensen inzien dat het helpen van vluchtelingen geen last is maar een luxe. Wij kunnen helpen. Wij hebben brood, wij hebben sporthallen en wij hebben geld. Niet allemaal even veel. Maar de geblondeerde politicus vast meer dan u en ik. En wie niet kan helpen met geld kan helpen met daden. Zelfs een popje geven voor een kind is al iets. Of een gebaar op de hand van een mens met wanhoop in de ogen.



In de sporthal klinkt onrust. Het geroezemoes wordt luider. Je begrijpt niet wat er gebeurd. Er wordt iets gezegd in onverstaanbare woorden. De mensen naast je staan op en lopen weg. Een tolk komt naar je toe en legt uit dat je weg moet. Je pakt je paar bezittingen bij elkaar en je kind klemt haar popje dicht tegen haar lijf. “Het is goed”, sus je haar, “het popje mag mee, blijf maar bij mij”. 

Je loopt achter anderen aan naar buiten naar een bus die klaar staat. Niemand weet waar je heen gaat. Niemand weet of je terug komt. En jij ……………… je gaat zitten en je wacht af. Je kind op je schoot. De onzekerheid tegemoet.