Daar zit je dan…… ver weg van huis en weg van je vertrouwde
omgeving. Je ouders zijn daar nog, daar in je thuisland. Je broer met zijn gezin, je ooms, je tantes, hun kinderen, je vrienden
en je buren. Alles is daar. De reis die achter je ligt was vol gevaren en
onzekerheid. Je wist eigenlijk niet eens echt waar je heen moest alleen maar
dat je weg moest uit het gevaar. Je kijkt een om je heen. Je zit in een
onbekende sporthal in een onbekende omging. Het stapelbed dat je is toegewezen
is zacht en warm maar echt troost gaat er niet van uit. Naast je zit je kind
dat zich vastklampt aan je arm. Een gekregen popje in haar handen. Godzijdank zijn jullie veilig. Naast jullie in
de vele, vele andere stapelbedden zitten mannen, vrouwen en kinderen in
dezelfde omstandigheden. Het geroezemoes in de enorme holle hal is
oorverdovend. Rust wil je eigenlijk. Je hoeft geen luxe, geen eigen badkamer,
geen 3 sterren resort of enorm huis. Je wilt rust. En je wilt zekerheid over
het lot van de dierbaren die je achterliet. Maar dat zal je waarschijnlijk nooit
krijgen. Je kunt niet terug, je kunt alleen maar vooruit. Maar vooruit is het
donker. Onzeker en onduidelijk. Eigenlijk wil je ook niet verder reizen. Een
klein plekje op de wereld om je kind veilig op te voeden op een plaats waar
geen oorlog heerst. Dat is alles wat je wilt. En rust.
Iemand brengt je wat eten en slaat een deken om je heen. Je kijkt
op en staart in blauwe, warme ogen. Hij
zegt iets dat je niet verstaat maar de toon van zijn stem is zacht en een klein
gebaar van zijn hand op de jouwe voel je tot in je ziel. En ineens is het er. Dat
sprankje hoop. Misschien ben er je er wel. Je wist niet waar je naar toe moest
maar heel misschien is het einde van je reis in zicht. En terwijl je het eten
deelt met je kind voel je een begin van warmte in je hart.
Mijn huis is warm en
veilig. Er staat eten in de koelkast en ik kan vandaag, op zondag, op fietsafstand
kiezen uit zeker 6 goed gevulde supermarkten om eens te gaan kijken wat ik
vanavond nou eens bij mijn kaasfondue ga serveren. Mijn kind zit beneden op de bank en kijkt tv. Zijn
keuzes voor vandaag bestaan uit zijn
Xbox, huiswerk of vrienden waar hij heen kan. En waar ik hem naar toe
kan laten gaan op zijn eigen fiets zonder dat ik me druk hoef te maken over
berm-bommen of schietpartijen. Ik open facebook en iemand vraagt mij een bericht te “like-en”
en te delen als ik ook vind dat Nederland vol zit. Dat ons geld niet naar de vluchtelingen maar naar de zorg moet. Een
geblondeerde politicus op tv houdt ons voor dat we gevaar binnen halen en dat
we eerst voor ons zelf moeten zorgen. Een oplossing biedt hij niet, alleen de
doemscenario’s rollen uit zijn mond en worden met gejuich ontvangen door de
gretige omstanders.
In mijn gewone huis, achter mijn gewone computer maak ik mij
zorgen. Ik hoop met heel mijn hart dat het geschreeuw van die geblondeerde man de
sporthal niet bereikt. Dat mensen inzien dat het helpen van vluchtelingen geen
last is maar een luxe. Wij kunnen helpen. Wij hebben brood, wij hebben
sporthallen en wij hebben geld. Niet allemaal even veel. Maar de geblondeerde
politicus vast meer dan u en ik. En wie niet kan helpen met geld kan helpen met
daden. Zelfs een popje geven voor een kind is al iets. Of een gebaar op de hand
van een mens met wanhoop in de ogen.
In de sporthal klinkt onrust. Het geroezemoes wordt luider. Je
begrijpt niet wat er gebeurd. Er wordt iets gezegd in onverstaanbare woorden. De
mensen naast je staan op en lopen weg. Een tolk komt naar je toe en legt uit
dat je weg moet. Je pakt je paar bezittingen bij elkaar en je kind klemt haar
popje dicht tegen haar lijf. “Het is goed”, sus je haar, “het popje mag mee,
blijf maar bij mij”.
Je loopt achter anderen aan naar buiten naar een bus die
klaar staat. Niemand weet waar je heen gaat. Niemand weet of je terug komt. En
jij ……………… je gaat zitten en je wacht af. Je kind op je schoot. De onzekerheid
tegemoet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten